Het was hartje winter.
‘Ik doe wat ik wil, wanneer ik dat wil. En met wie ik dat wil. Begrepen?’
En zo ging het nog even door. Het meisje was hysterisch. Volkomen out of control. Ze gilde tegen de jongen die tegenover haar zat alsof ze ervoor betaald kreeg. Bovendien bedreigde ze hem met haar vork.
Veel ouder dan twintig kon ze niet zijn. Ze hield de vork met de tanden omlaag vlak voor zijn gezicht en kon ieder moment toeprikken. De overige gasten wachtten af hoe deze toestand zich zou ontwikkelen. Blikken zochten contact met andere blikken. Non-verbaal werd een kandidaat – geen vrijwilliger – aangewezen die diende in te grijpen, liefst voordat er bloed vloeide, maar vlak daarna was ook prima. De keuze viel op mij. Logisch, ik zat het dichtst bij. Men rekende op me.
De jongen, waarschijnlijk net zo oud als het meisje, glimlachte nerveus. Hij had iets gezegd van iets waarvan zij vond dat hij daar niets van mocht zeggen. Hij had zijn mening ook nog eens geventileerd op een ijskoude doordeweekse avond in een desondanks redelijk bezet restaurant. Nu wist hij even niets te zeggen. Even leek hij geen mening te hebben. De jongen zat midden in een leermoment, maar hij ervoer dat nog niet als zodanig. Met wat geluk zou dat balletje later indalen.
Het meisje zag me niet naderbij komen. Ik was klaar om de situatie zonder bloedvergieten te beëindigen en de rest van de avond gratis bier in ontvangst te nemen, maar ineens liet het meisje de vork vallen, stond op, pakte haar jas van de stoelleuning en stoof de zaak uit. De jongen genoot twee tellen van de goede afloop, haalde een paar maal diep adem, stond ook op, trok zijn jas aan en liep kalm en zonder om zich heen te kijken naar buiten. De show was voorbij. Het enige dat nog herinnerde aan een hysterisch meisje en haar prooi was het paar rode oorwarmers dat op tafel was achtergebleven.