‘I got a love that keeps me waiting
I’m a lonely boy’
The Black Keys knallen uit mijn speakers en ik doe mijn best om de tekst niet op mezelf te betrekken. Dat lukt mondjesmaat. Schrijven is een vak waarbinnen weinig ruimte is voor sociale interactie en geen artiest die daar verandering in kan brengen.
Eenzaam ben ik niet, zoals wel vaker in het leven is de lijn echter dun. De lust om te schrijven ontbreekt. De zon schijnt, ik wil naar buiten. Bovendien is het vrijdag. Een stem beveelt me om door te zetten, een even luide stem suggereert alcoholmisbruik. Ik klamp me vast aan de gedachte dat toen Dan Auerbach ‘Lonely Boy’ schreef, hij het ook niet gemakkelijk had. Zijn liefje had hem in de wachtkamer geparkeerd, waardoor hem het gevoel bekroop dat hij een eenzame jongen was. Tja. Ik kan me voorstellen dat zoiets niet meevalt.
Waarschijnlijk was Dan liever andere dingen gaan doen dan zijn gevoel van dat moment te vertalen naar een pakkend lied, maar hij deed het toch. Ik ben blij dat hij de discipline kon opbrengen om zijn misère wereldkundig te maken. Dan Auerbach is een held. Ik neem mijn spreekwoordelijke hoed voor hem af en zou willen dat ik wat meer op hem leek.
‘Lonely boy’ is klaar. Een ander lied van een andere artiest begint. Al een hele poos staar ik naar een object dat bedoeld is om haar tot een staart te binden.
Het is een ongelooflijk inspirerend ding, maar mijn gedachten zitten al enige tijd aan het bier.